Gijsbert, we spraken in het eerste deel van dit interview over het doel van deze Bijbeluitgave en de moderne thema’s die aan de orde komen in de artikelen in deze Bijbel. Jijzelf schreef onder meer het artikel over dinosauriërs. Lange tijd dacht ik dat er een dinosaurus in de Bijbel staat: Behemot (Job 40:15). Maar volgens jou is dat toch niet het geval. Hoe zit dat?
‘Als je goed leest wat de Bijbel hier en op andere plaatsen over bepaalde monsters zegt, blijken sommige details wel overeen te komen met dinosaurussen, maar andere niet. Of het dier uit Job 40 een nijlpaard was, daar hebben Bijbelwetenschappers discussie over (in de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004 staat ‘nijlpaard’, in de NBV21 Behemot, PS). In de toelichtingen in deze wetenschapsbijbel maken we vaak geen keuze, maar geven we bijvoorbeeld wel aan waarom de meeste wetenschappers Behemot zien als een mythisch monster. In Job 40 wordt daarmee benadrukt hoe machtig God is.’
Je schreef ook het artikel Adam, Eva en het ontstaan van de mens. Wat is daarin je voornaamste punt?
‘Ook hier spelen ingewikkelde vragen. En ook hier wil ik graag de spagaat voorkomen dat je moet kiezen voor geloof of wetenschap. Dat hoeft niet. Er zijn zelfs meerdere mogelijkheden om die bij elkaar te houden, om Genesis 1-3 serieus te nemen én wat we weten over de menselijke evolutie. Ik heb daarin ook zelf een ontwikkeling doorgemaakt. Ik groeide op met “latent creationisme”, de opvatting dat de moderne wetenschap het bij het verkeerde eind heeft. Dat veranderde toen christelijke natuurwetenschappers me duidelijk maakten dat het bewijsmateriaal voor de evolutietheorie sterk is en serieus genomen moet worden. Daarom houden we er rekening mee dat de moderne mens – homo sapiens – waarschijnlijk ontstaan is via allerlei tussenschakels.’
Dan zeg je toch eigenlijk dat de verhalen in Genesis 1 en 2 niet kloppen?
‘Nee, dat volgt er niet uit. Neem alleen al de titel van mijn boek En de aarde bracht voort. Daar kwam kritiek op. Het had moeten zijn Gód bracht voort, vonden sommigen. Dan zei ik: “Die titel komt rechtstreeks uit Genesis 1. Daar zegt God dat de aarde planten en dieren moest voortbrengen. En dat het zo gebeurde.” Het is dus fascinerend dat ook Genesis 1 en 2 de zaak zo voorstellen, dat God het leven laat voortkomen uit de aarde.’
Maar hoe zit het dan met het boetseren van Adam, en het formeren van Eva uit een rib van Adam?
‘Ja, de mens krijgt wel een speciale behandeling, waarmee onze unieke rol benadrukt wordt. Maar de manier waarop dat ingekleed wordt kan toch beeldtaal zijn? Waarom kunnen we de verhalen in het boek Openbaring wel lezen als gebruikmakend van symbolische taal, en Genesis 2 niet? Dat boetseren laat mij zien hoeveel zorg God besteedt aan het scheppen van de mens. Wij zijn tot stand gekomen met grote liefde en aandacht van God.’
Hoe lees jij het zondvloedverhaal: als een mythologisch verhaal of een historisch verslag?
‘Nou, er hebben sowieso gigantische overstromingen op aarde plaatsgevonden. Het zondvloedverhaal is een van de verhalen daarover en in die zin zeer realistisch.’ Maar het is in vergelijking met andere vloedverhalen wel bewerkt vanuit het geloof van de bijbelschrijvers. Ik ben dus niet zo van de ‘of-of’-benadering. Ik heb er recent over gepreekt en neem dan het verhaal zoals het zich aandient. Want alleen dan kom je op het spoor van wat het wil zeggen. Eén van de details is bijvoorbeeld dat alle dieren meegaan in de ark. Er mogen geen diersoorten uitsterven. God legt dus een enorme zorgzaamheid aan de dag om dat te realiseren. Als je dan ziet hoe slordig wij omgaan met het uitsterven van dieren, houdt dit verhaal ons een spiegel voor. Wie zegt “maar dat is allemaal zo niet gebeurd”, mist dat punt.’
Als ik de verhalen over de zondvloed en over de schepping van de mens anders dan letterlijk mag lezen, wat betekent dat voor het Bijbelverhaal over de opstanding van Jezus uit de dood?
‘Voor elk verhaal is het genre heel belangrijk. Genesis 2 is een heel ander genre dan bijvoorbeeld een brief van Paulus. Als Paulus zegt dat het geloof van christenen staat of valt met Christus’ opstanding, is dat rechttoe-rechtaan. Je doet de tekst dan onrecht als je daar een andere draai aan geeft. Het behoort volgens Paulus immers tot de kern van het geloof. Zo beleef ik dat ook zelf. De opstanding is een groter wonder dan alle andere. We worden geïntroduceerd in een nieuwe werkelijkheid, die we ons nauwelijks kunnen voorstellen.’
In de Nederlandse en Vlaamse samenleving speelt de Bijbel geen grote rol meer. Wat missen we als we de Bijbel dicht laten als verouderd, achterhaald of te moeilijk?
‘Vooral hoop. En een bron van zingeving. Zingeving is voor veel mensen van nu een enorm probleem, want hoe doet je dat? Ook missen we vertrouwen – het idee dat deze werkelijkheid niet een toevallige speling van het lot is, maar dat er Iemand is die er uiteindelijk zorg voor draagt. Verder missen we het grotere verhaal waarin we opgenomen zijn, en een besef van onze taak of roeping. De Bijbel reikt dat allemaal aan vanuit zijn verhaal over God die een relatie met ons sticht.’
Raak je toch niet de Bijbel kwijt, als je probeert om die op allerlei punten in overeenstemming te brengen met de wetenschap?
‘Dat willen we dus juist niet. Het alternatief is wat ik een naïeve lezing van de Bijbel noem: “ik neem het voor waar aan zoals het er staat”. Dat is, denk ik, nóg ingewikkelder. Daarmee roep je niet alleen allerlei problemen op maar doe je ook geen recht aan de tekst. Deze Bijbeleditie wil helpen om te laten zien dat het anders kan. Wat overigens niet wil zeggen dat je deze Bijbeleditie nodig hebt om te weten wat de Bijbel wil zeggen. De Bijbel kan heel goed voor zichzelf spreken. Ik geloof in de geestelijke kracht van de Bijbel.
Hoelang ik er ook mee bezig ben, de Bijbel blijft me verrassen en blijft actueel. De Geest van God komt erin mee en doet zijn werk; dat raakt het hart. De Bijbel is voor mij het oriëntatiepunt bij uitstek en een bron van geloof, hoop en liefde. Ik zou niet goed zonder kunnen.’
Interview en tekst: Peter Siebe (persvoorlichter NBG)
Dit artikel was het tweede deel van een interview met van den Brink. In deel 1 spreekt van den Brink onder andere over de spanning tussen geloof en wetenschap en gaat hij in op onderwerpen als klimaat, natuur en zelfbeeld.